Categorie archief: Columns

Corona: Slecht voor je gemiddelde

Vandaag, 9 juni 2020, is het precies drie maanden geleden dat ik mijn werkzaamheden nog op kantoor kon uitvoeren. Vanaf 10 maart zit ik vanwege de coronacrisis thuis. Mijn collega’s heb ik drie maanden niet in levende lijve gezien. De communicatie gaat sindsdien via Teams.
Het voordeel van thuis werken is dat ik geen reistijd meer heb. Ik was toch minstens 2 uur per dag met het OV onderweg. Nadeel is dat ik niet mijn (meestal 1x per week) ritjes op de fiets naar Eindhoven kan maken.
Evenwel, na een werkdag achter de laptop is niets fijner dan een paar uurtjes op de fiets te stappen. ‘Een frisse neus halen’, dat mochten we immers van Rutte. Maar rustig aan doen, geen valpartijen en ziektes riskeren, we moesten de gezondheidszorg niet nog meer te belasten in deze barre tijden. En natuurlijk solo!
Dus heerlijk toeren door de Bommelerwaard en de Betuwe. Niet te vaak Brabant in, dat was immers coronagebied. Op de snelheid lette ik niet zo, ik reed zo’n 50, 60 kilometer en kwam met die frisse neus thuis. Mijn gemiddelde snelheid bedroeg 29, 28, soms 27 kilometer per uur. 30? Bij lange na niet! En vond ik het erg? Helemaal niet! Ik betrapte me erop dat ik het juist fijn vond niet constant op dat schermpje te kijken (iets wat ik onwillekeurig toch vaak deed). Ik verkende nieuwe wegen. Ik pakte vaker mijn gravelracer om ook onverhard te kunnen rijden. Ik stapte vaker af om een fotootje te maken. Ik spotte lepelaars in de Kil, en reed door zeeën van bloemen in de bermen van de Waaldijk. (Tussendoor werd ik aan mijn oog geopereerd, waardoor ik enkele weken niet kon fietsen, en toen ik weer de weg op mocht minder zag met een oog, maar dit terzijde.)
En nu, nu kruipen we langzaam uit onze intelligente lockdown. We mogen weer met kleine groepjes de weg op. We kunnen weer koffie met appelgebak nuttigen onderweg. We gaan weer iets terug naar wat vroeger normaal was. Ik rijd nog steeds solo (mede vanwege mijn oog). En mijn gemiddelde? Ook dat raakt weer aan ‘normale’ waarden: Ik kom dichter bij de 30 of eroverheen.
En hoe zal het gaan in de komende weken, maanden? In stilte hoop ik op een tweede golf. Dan moeten we mogelijk weer een stapje terug. En zakt mijn gemiddelde weer naar 29, 28, soms 27 kilometer per uur….

 

 

Mark

Wielrennen is in beginsel een saaie sport. Objectief gezien is het een aaneenrijging van pedaalslagen. De eerste is uniek. Na één omwenteling van het kettingblad, waarin pak ‘m beet de fietser 7 meter aflegt, begint alles weer opnieuw. Elke nieuwe pedaalslag is een herhaling van de vorige. En dat gaat maar door. Een koers van 180 kilometer bestaat uit 25000 pedaalslagen. Saai!
Wielrennen is ook een prachtige sport. Kracht wordt omgezet in snelheid. Er worden tactische plannen gesmeed. Moet ik gaan of moet ik wachten? Ook speelt wielrennen zich vaak af in de mooiste landschappen.
Wielrennen kan ook een meedogenloze sport zijn. De ene dag fiets je de stenen uit de straat, de volgende dag ben je niets meer. Opgebouwde reputaties sneuvelen. De winnaar van gisteren is de krabbelaar van morgen.
Juli 2018. Het is de tweede Alpenetappe van de Tour. Ik sta op 400 meter van de top van de Montée de Bisanne, de eerste klim van de dag. Ik laat de karavaan aan mij voorbijtrekken. De kopgroep die zich in het dal heeft gevormd is op de hete flanken van de berg uiteengereten. De voorsten melden zich, gevolgd door de rest, alleen, in kleine groepjes. Dan even niets. Het peloton gaat voorbij, mannetjes in witte shirts rijden voorop. Dat is het dan, denken we. Er wordt geroepen. “Nog een paar minuten, dan komen er nog drie!”. Daar komen ze. Ze hebben allemaal hetzelfde tenue aan. Er rijden er twee op kop. De derde zwalkt er achteraan. Hij slingert van links naar rechts over het asfalt. Hij rijdt bijna tegen de toeschouwers op. “Come on Mark!”
Elke pedaalslag doet zeer. Hoeveel heeft hij er al gehad? Hoeveel moet hij er nog? Als hij over de top gaat ziet hij geen Mont Blanc in de verte, de schoonheid van het landschap is vandaag zijn moordenaar. Ik kijk het gelaten aan. Op deze manier gaat hij de finish niet halen.
Mark Cavendish (want die is het) zit in een Thaise grot, zonder eten (Cave-n(o)-dish, what’s in a name). Hij wacht tot het water komt. Hij roept om zijn moeder. Er is geen redding meer. Cavendish haalt die dag de finish, maar is wel buiten tijd. Hij wordt uit koers genomen.
Juli 2009. Ik zit op de veerboot naar Noorwegen. Het is de laatste dag van de Tour. Op de Champs Elysées zal worden gesprint voor de laatste dagzege. Ik kijk in de lounge naar de live-reportage op de TV. Het peloton dendert op de finish af. Twee renners in hetzelfde tenue maken zich los van de op hol geslagen meute. De een sleurt de ander de laatste meters in. De ander maakt het op weergaloze wijze af. Met groot vertoon van macht wint Cavendish de etappe.
Zó wil ik me Mark Cavendish herinneren.
Ik ga nooit meer naar de Tour kijken op de Montée de Bisanne.